Het decretale vermoeden van vergunning van art. 4.2.14 VCRO heeft dezelfde waarde als een formeel afgeleverde vergunning.
Onweerlegbaar vs weerlegbaar vermoeden van vergunning Het vermoeden van vergunning van art. 4.2.14 VCRO geldt is ofwel onweerlegbaar, ofwel weerlegbaar:
Het weerlegbaar vermoeden van vergunning kan worden tegengesproken middels een PV of een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie. Het tegenbewijs kan niet meer worden geleverd eens de constructie één jaar als vergund geacht opgenomen is in het vergunningenregister. Deze regeling geldt niet indien de constructie gelegen is in een ruimtelijk kwetsbaar gebied. Er kan niet worden teruggekomen op rechterlijke beslissingen die het vergund karakter van een constructie tegenspreken.
Verzoek tot opname in het vergunningenregister De opname van de vermoed vergunde woning of constructie kan worden bewezen met alle middelen van recht. Doorgaans wordt hiervoor beroep gedaan op getuigenverklaringen, kadastrale schetsen, luchtfoto' van het NGI, gewone foto's, etc... De aanvraag wordt gericht aan de gemeente waarbinnen het goed gelegen is.
Beroep mogelijk Op de gemeentelijke overheid rust ter zake een actieve onderzoeksplicht. De opname of de weigering tot opname van een constructie als vergund geacht in het vergunningenregister kan worden bestreden met een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Het is ten zeerste aanbevolen dat u zich voor deze procedures laat bijstaan door een gespecialiseerd advocaat.
Vraag vrijblijvend advies.
Deze advocaten staan voor: